Op 17 maart 1910 is mijn vader Sijtze geboren in Ternaard.
Het is meer dan een kwart eeuw geleden dat hij stierf en voor mij voelt dat als kort geleden.
De wreedheid van een 114e verjaardag is hem gelukkig bespaard, al had hij graag de eeuwwisseling meegemaakt.

Je vindt hem als je wilt nog op het internet als hoofdonderwijzer, drankbestrijder, socialist en bestuurslid van de openbare bibliotheek. Ze zijn vergeten hem te noemen als vrijwilliger bij de reclassering voor het humanistisch verbond,  als overtuigd Europeaan, esperantist, voogd bij het nieuwe stadsweeshuis, etcetera.

En dat hij onze (door alle maatschappelijk nut vaak afwezige) vader was, in mijn herinnering ijsberend door de kamer. De vloer kraakte dan onder zijn gewicht. Dan vergeet ik zomaar dat hij een beetje piano kon spelen, dat hij schaakte en opvallend onhandig kon zijn.

Hij vertelde mij eens dat hij ooit uit een vreemde droom wakker werd. Een visioen bijna, waarin hij in een vredige omgeving lag; een groene vlakte onder een stralend blauwe hemel.
Zoals hij het beschreef kwam het op mij over als een paradijs.
Als hét paradijs, een volgens hem onmogelijk hiernamaals, want met die onvermijdelijke hartstilstand was straks alles weg wat hij was en was geweest.

Misschien is het een valse herinnering dat zijn stem en ook die van ons moeke Els bij zijn eigen uitvaart klonk in een opname van het geheelonthouderszangkoor Excelsior met misschien De Blauwe Vaan, Morgenrood of Frysk Bloed Tsjoch Op.
Blauw, rood en Fries, dus.
Een blauw, rood en Fries raadsel.

Nooit ruzie mee gehad. Nooit. Ook vreemd. Wel veel samen gezwegen. Vandaar.

Ex Libris P.J.A. Meersmans

Als nabrander een kort stukje over wie (onder anderen) voor mij de Almanak voor 1814 van Evert Maaskamp in de kast had staan, P.J.A. Meersmans, een googlebare meneer alweer. Eerst wat saai, technisch bewijs van het bestaan deze van meneer Ex Libris.

Petrus Josephus Aloijsius Meersmans is geboren op 1871 te Leiden en je kan heel wat vinden via het internet over hem zijn omgeving.
Zijn vader was Jean Joseph Meersmans, reiziger van beroep, zijn moeder was Cornelia Helena Meershoek en er is meer gewone familiegeschiedenis. Hij trouwt bijvoorbeeld in 1897 met Johanna Gerarda Gerritsen in Amsterdam, ze verhuizen naar Watergraafsmeer en krijgen daar twee kinderen met elk vijf voornamen:
Josephus Franciscus Willem Petrus Gerardus en Cornelia Helena Louise Gerarda Beatrix, we noemen haar ‘Corry’.

Na zijn scheiding in ’15 verhuist Meersmans terug naar Amsterdam.
Hij heeft daar een een tijdlang modezaak, maar gaat uiteindelijk werken bij de Raad van Arbeid.

P.J.A. Meersmans overlijdt 13 november 1969 in Hoofddorp, zijn dochter eerder dat jaar in Bussum. In mijn beleving kort geleden, want ik was toen immers pas 16.

Iets anders. Leuker.
1910 was het geboortejaar van mijn vader en het was ook het jaar dat 50 jaar eerder de Max Havelaar van Multatuli verscheen.
Dit werd herdacht met een tentoonstelling.
Een aantal mensen besloten in dat jaar tot oprichting van de vereniging ‘Het Multatuli-Museum’, met als doel:
‘het verzamelen en bijeenhouden van boeken en handschriften van Eduard Douwes Dekker en van geschriften, bescheiden (waaronder ook portretten) en andere voorwerpen, op hem betrekking hebbende of met zijn leven en werken in onmiddellijk of in middellijk verband staande’.

In het eerste bestuur was P.J.A. Meersmans bibliothecaris, en hij heeft hierbij de grondslag gelegd van de collectie ‘Multatuliana’, een neologisme dat in die begintijd ontstond en waarvan ik verzin dat Meersmans dit heeft bedacht. Ja zeg: natuurlijk is het woord Multatuliana door niemand anders verzonnen dan Meersmans.
Veel Multatuliana kwamen trouwens uit de privécollectie van Meersmans zelf. Hij wordt beschreven als hartstochtelijk verzamelaar van oude boeken en zijn Ex Libris kom je vaker tegen in de beschrijving van zulke boeken op internetshops en -veilingen.
Meersmans dochter zou later ook een rol spelen in de stichting.

Meersmans was vrijdenker en ik verzin ook dat hij republikein was. Kan haast niet anders.
Hij was behalve in Multatuli ook geïnteresseerd in de patriotten van de Bataafse Republiek en alles uit de achttiende en negentiende eeuw.

Vandaar zijn belangstelling voor de almanak van Maaskamp?
Ik zal het maar niet mooier maken dan het is. Hij zal wel net als ik toevallig tegen de almanak zijn aangelopen: een achterhaald boekje, dat juist door de nederlaag van Napoleon de tijd heeft doorstaan, gewoon, wegens overbodigheid.

Almanak 1814

De almanak op de schoorsteenmantel van mijn vroegere huis

Het was een warme zomerdag en er was een antiekmarkt op het plein in Apeldoorn.
Bij een kraam lag een boekje, formaat Enkhuizer Almanak.
Het was dan ook een almanak: de ‘Almanak der Musen en Gratiën, aan Vriendschap, Liefde en Kunst gewijd, voor den jare 1814’.

Het boekje was na twee eeuwen nog steeds in goede staat en ik twijfelde. Echt, vals? Een nadruk was onlogisch. Dus een originele almanak voor het jaar 1814. Leuk, ik houd van boeken met een soort van leven en werd begerig, al kan ik niet uitleggen waarom ik zoiets moet hebben of moet hebben.
Het was niet eens duur, vond ik.
Ik ben slecht in afdingen, maar kreeg toch iets van de prijs af. Terwijl ik hebberig genoeg was geweest om de vraagprijs te betalen, zat ik nu weer met het onbehaaglijke gevoel dat er meer in had gezeten.
We ruilden geld en boek en ik liep naar huis met de almanak op zak.
Ik twijfel even of ik nu op zal schrijven, hoe ik naar huis huppelde. Zonnetje en dergelijke. Korte schaduwen. Klein zwerfvuil. Duif.

Niet alleen de leeftijd van het boekje had mij hebberig gemaakt.
Ik las voorin iets dat niet klopte met de herinnering aan mijn geschiedenisles van vroeger.
Het boekje was uitgegeven door E. Maaskamp, in 1813 gevestigd op de Place Napoléon te Amsterdam.
Zo heette de Dam in de late Franse tijd, las ik later.

Thuis zag ik in het boekje al die handige en stichtelijke zaken, zoals een jaaragenda met feest- en heiligendagen, de vertrektijden van Amsterdamse trekschuiten en postkoetsen, wat sentimentele plaatjes, uitleg over dansfiguren en voor eenentwintigste eeuwse ogen onleesbaar zoetsappige verhaaltjes over liefde enzo.
Het was een tijd met veldtochten, veldslagen, hongersnoden, er was geloof ik ergens ooit een jaar zonder zomer en veel mensen werden geplaagd door verschrikkelijke ziekten.
Dan wil je je wel iets anders.
Tot zover klopt het.

Maar wat doet bijvoorbeeld de verjaardag van onze Keizer in een almanak van 1814?
Was Napoleon dan niet eind 1813 verdreven?
De almanak moet zijn gezet en gedrukt voordat Napoleon uit Holland was verdreven en de uitgever was niet op zo’n omwenteling voorbereid.
Vreemd ook, dat met dit blokje papier in twee eeuwen nog geen kachel is aangemaakt.
Het boekje was immers onverkoopbaar. Je kon het zelfs niet meer weggeven als relatiegeschenk.
Het verdween naar een bergzolder en werd vergeten.

Ik was nieuwsgierig naar de uitgever, E. Maaskamp, en die blijkt anno vandaag googlebaar te zijn, er is zelfs een ietsepietsie eigen WIKI en hij heeft een ingang op DBNL.
De man heeft werkelijk bestaan en via het web kan men zich over hem een idee vormen.
In je eigen stoel met muis, toetsenbord, scherm en een beetje fantasie.

Evert Maaskamp is geboren in Vollenhove en maakt daar deel uit van de provinciale elite.
Hij wordt in Amsterdam portretschilder, tekenaar, graveur en dat alles niet al te best, maar hij was vooral uitgever en kunsthandelaar. Luxe uitgaven, kwaliteitsspul voor de bovenklasse.
Daarbij was Evert Maaskamp een beetje patriot, met de blik op Parijs, de Franse revolutie. Hij richt zijn hoop de Bataafse Republiek, op koning Lodewijk Napoleon en uiteindelijk keizer Napoleon.

Er is zelfs een verwijzing naar deze ene almanak ook op DBNL ‘Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1813’.
In negentiende eeuwse reclametaal wordt hier gesteld dat het zo’n geschikt Sinterklaasgeschenk zou zijn of anders écht iets als gift bij oud en nieuw! Zo’n complete almanak met ook nog eens al die verzorgde plaatjes, verhalen en gedichtjes en dansinstructies. State of the art.

Dit alles staat op het web, dus het boekje wat ik heb gekocht bestaat ook nog eens!

De uitgever en kunsthandelaar Maaskamp was in de Franse tijd als drukker meer dan loyaal aan het bewind geweest. Hij had er redelijk aan verdiend en was In latere ogen dan ook fout.
Als ik het goed begrijp kwam het na 1813 niet tot een grote zuivering onder collaborateurs als Maaskamp. Geen bloedvergieten, net zomin als bij de Bataafse Revolutie een paar decennia eerder.
Er waren nogal wat bestuurders met boter op hun hoofd en mensen (meelopers?) als Maaskamp werd het niet echt moeilijk gemaakt. Handel is handel, ook tijdens de Franse bezetting; daar is in Holland begrip voor.

Wel is Maaskamp in januari 1814 aangehouden en opgebracht onder begeleiding van 50 soldaten met geladen geweer, maar ook dit liep met een sisser af.
Hij wordt ergens genoemd als typisch voorbeeld van de windvaan, die zijn hernieuwde vaderlandsliefde en zijn oprechte koningsgezindheid toont hij door het (laten) maken van prachtig panorama van de Slag bij Waterloo voor het Amsterdamse publiek en hij geeft hierover ook een boek uit.

In de volgende jaren sappelt Maaskamp verder, totdat hij door de tijd en misschien de opkomst van de kleurenlithografie wordt ingehaald. Het gaat niet best met zijn kunsthandel, hij moet zijn huis verkopen en ik meen dat ik las van een faillissement, maar dat kan ik niet meer vinden.

Zoals alle mensen uit de 18e en 19e eeuw sterft hij tenslotte. In 1834 erft zijn echtgenote de schulden.

Ik vraag me af wat er na 1814 is gebeurd met de onbruikbare almanak.
Gelukkig voor mij: een gebruikte almanak overleeft het jaar zelden.
Ongeveer een eeuw later komt hij in handen van iemand die het zelfs waard vond zijn Ex Libris erin te plakken.

Hierover meer in het laatste vervolg.

<cliffhanger goes here: meer over Meersmans in deel 3 van 3>
Zie ook: “Napoleontische bestuurders in de Nederlandse en Franse restauratie (1813-1820)” van M.M. Lok, (2009, ISBN 9789035134058), deel V – Apologieën, pagina 203. Google maar!.

De bovenstaande afbeelding vond ik in de beeldbank van het stadsarchief van Amsterdam.
De penseeltekening toont de etalage van de prentenwinkel van kunsthandelaar Evert Maaskamp bij avond.
Het maakt deel uit van het getekende dagboek, dat Christiaan Andriessen (1775-1846) tusssen 1805 en 1808.

In de beeldbank vind je bijna 500 tekeningen van hem.
Terloopse krabbels, snapshots, met onderaan vermelding van de datum en een korte omschrijving, wie/wat/waar, een citaat van de straat, soms in geheimschrift iets wat hij pikant vond. Een getekend dagboek, dat voor eenentwintigste eeuwse ogen leest als beeldblog.
Het schijnt heel bekend te zijn en ik wist van niets. Nu wel.
Prachtig.

Dit blad is van 4 december 1805 en volgens het bijschrift in de beeldbank zou hier Evert Maaskamp (1769-1834) zelf zijn geportretteerd. Ik geloof daar niets van, Christiaan beeldt zichzelf op andere bladen af als ‘man met hoed en lange mantel op de rug gezien’. De blogger kijkt volgens mij zélf op 4 december 1805 naar binnen bij de kunsthandel van Maaskamp op de Dam, hoek Kalverstraat (ter plekke van het huidige Dam 16 en Paleisstraat 1).

Een paar maanden eerder tekende hij ook zichzelf, terwijl hij in een koffiehuis het allereerste nummer leest van de Bataafsche Staats Courant, de voorloper van de Staatscourant. Deze krant vond je destijds bij de meeste koffiehuizen, herbergiers en tapperijen. Een verplicht abonnement, waar ze wel voor moesten betalen. Ideetje van Schimmelpenninck.
Christiaan vond dit blijkbaar een moment om vast te leggen, een historisch moment, een historische krant, zoals ikzelf nog ergens op zolder een exemplaar van De Waarheid heb bewaard met als vette kop ‘Saigon vrij’.

4 sept. Bataafsche Staats Courant No. 1.

4 sept. Bataafsche Staats Courant No. 1. (04.09.1805)

Maar eigenlijk was ik op zoek naar alles wat te maken had met Evert Maaskamp.
Naar aanleiding van die ene marktkraam in 2014 op de markt in Apeldoorn.
Later dan maar, in een volgend stukje, net als dit hierboven rond 2004 geschreven, maar nooit aan anderen laten lezen.

<cliff hanger goes here: dwz. meer over Maaskamp in deel 2 van 3>

Laatst genereerde YouTube mij weer eens zo’n speciale hoogstpersoonlijke playlist.
Inderdaad allemaal hoogstpersoonlijke favorieten als ‘Spring Any Day Now’ van Fred Frith en ‘Savannah’ van Lindsay Cooper.
Maar ook ‘The Only One I Know’ van The Charlatans en die was ik echt vergeten, maar YouTube kent me beter dan ik mezelf ken. Ze lokt me altijd weer in de val van de nostalgie.
Ik kende het nummer van een indie en/of alternative verzamel CD, een tweedehandsje, dat ik rond de eeuwwisseling vaak afspeelde in de auto als ik forenste tussen Alphen aan den Rijn en Capelle aan den IJssel, terwijl ik in de achterlichten van de filevoorganger staarde.
In 2006 verhuisden we van Alphen naar Apeldoorn, maar ons oude huis was nog een keer in beeld voor een make-over door Thomas van Eigen Huis En Tuin.
De muziek bij het item? ‘The Only One I Know’ van The Charlatans. Thomas maakte onze oude keuken belachelijk ouderwets en dat was die vast ook wel.

Er zijn lezers die graag romans lezen, dikke pillen, romancycli, et cetera. Gelukkig voor hen zijn er schrijvers die deze met gemak uit de pen laten vloeien.

Hoeft niet voor mij. Ongeduldig.
Ik lees verhalen, zoals uit ‘Verhalen uit het gekkenhuis’ van alweer die Biesheuvel het verhaal ‘De angstkunstenaar’.
Zes volgetypte pagina’s met alles, echt van alles onder, boven, linksom en rechtsaf, manisch tussen het terloopse ‘Ja maar,’ en de tenslotte ‘De mensen zullen met ernstige gezichten over straat gaan en zeggen: “De angstkunstenaar is gestorven, wat een weertje anders hè? Hoe gaat het?”‘

Het duizelt me en gelukkig heeft de schrijver het hierbij gelaten. Zes pagina’s en dan is die klaar.

Eigenlijk houd ik meer van rustig proza, maar ik zit als lezer even in een Biesheuvel-fase, die maar geen manie wil worden, dus zonder Endegeest, ik slaap immers nog in mijn eigen bed en zonder al te veel pilletjes.

Later maar weer eens Campert, K.Schippers of A.L.Snijders lezen. Bordewijk, Bernlef.
Allemaal old school, wit, man en overleden. Nog een bekentenis: ik vond Snijders en al die anderen leuker om te lezen toen ze nog leefden, alsof er volgende week gewoon weer wat nieuws bij kon komen.

Schoolschriftje? Hier zie je nog maar één dubbelgevouwen blaadje, gelinieerd, genaaid, alsof er andere blaadjes zijn, omslag (blauw, groen?) ontbreekt.Voor iets korts dus.

“Wat een weertje anders hè? Hoe gaat het?”
Een slotzin om jaloers te zijn.

Er zijn ook verhalen waarin van alles aan de hand is. Vertelsels, verzonnen, gelogen, misschien van groot belang.
Omdat ik niet zoiets wil schrijven en dat eerlijk gezegd ook niet kan, schrijf ik simpel iets over onze familiegeschiedenis uit de tweede hand, voor mijzelf en alles is waar, denk ik.
Familiegeschiedenis is voor anderen meestal saai. Bijvoorbeeld: Berend (of Berent) Siebrands Fokstra is de naam van iemand die ooit leefde, een voorouder, door mij gezocht, gevonden en gekozen, omdat hij zo mooi paste in mijn rijtje namen van vijf niet-verzonnen voorouders die allemaal hun naam konden schrijven. Dat vond ik opeens belangrijk. Een zelfgeschreven naam: een mini-zelfportretje.
Dit lijstje: mijn moeder Elske Braaksma, haar moeder Willemke Steenstra, mijn overgrootmoeder Klaske Fokstra, haar vader Johannes Fokstra en dan nog één generatie terug de grootvader van mijn overgrootmoeder, de Berend waarmee ik dit stukje begon. Witte mevrouwen en meneren natuurlijk, er zit volgens mij geen kleur in mijn stamboom.
Ze hebben ooit hun naam geschreven op papier, een akte die is bewaard in mappen en archiefkasten, jarenlang en kortgeleden gescand, bewerkt, gelezen, vertaald en uiteindelijk voor gebruik via internet toegankelijk gemaakt. Daar heb je sites voor, verslavend voor wie verslavingsgevoelig is.
Die zelfgeschreven namen zie je op scans van hun eigen huwelijksakte of op die van hun dochter of in het geval van Johannes op de aangifte van het overlijden van zijn vrouw, een paar weken voordat hij zelf zal verdrinken in een Leeuwarder gracht. (Uit wanhoop zichzelf verdronken? Een ongeluk? Er vallen wel eens dronken mannen voorover in de gracht als ze staan te piessen heb ik gehoord.)

Hieronder geknipt en geplakt de vijf namen in een beter leesbaar handschrift dan het mijne.

Berent, Johannes, Klaske, Willemke, Elske

Het is misschien niet eerlijk tegenover andere vier, maar de oudste van het rijtje vind ik voor dit stukje het meest boeiend. Berend, een Friese plattelandsjongen die een stuk schoolboekjes-geschiedenis beleeft, met eerst Napoleon en tenslotte Indië en de VOC. Waarschijnlijk uit armoede, misschien ook een zucht naar avontuur: er gebeurde meer in zijn leven dan in dat van mijn andere voorouders.
Ergens lees ik dat hij geboren is op 6 februari 1791 in Tjalleberd vlakbij Heerenveen en dat zijn moeder Elisabeth Homan was uit Gorredijk en zijn vader Siebrand Melis, die in de Franse tijd de familienaam Fokstra heeft aangenomen, omdat hij aan De Fok woonde, een streek in Heerenveen. (Dat snap ik beter dan die de keuze van die andere voorouder aan vaderszijde Jan Hendriks uit Holwerd die rond 1800 out of the blue onze achternaam De Bruin verzon, waarvoor dank, ik weet niet beter, al had ik Hendrix ook wel leuk gevonden.)
In 1812 verdient Berend een mooie zakcent door als nummerwisselaar de dienstplicht over te nemen van Sybe Jans de Graad uit Lemmer, iets wat Berends oudere broer Tymen Siebrands Fokstra eerder voor een ander ook al deed. Waarschijnlijk is Berend in 1812 al niet meer helemaal naar Rusland gestuurd, Tymen daarvoor helaas nog wel en hij is ergens in Oost-Europa richting Moskou gedeserteerd of gesneuveld, iig. spoorloos verdwenen, zoals de meeste dienstplichtigen op die veldtocht.
Berend komt wel heelhuids thuis en trouwt dan met Grietje Hemkes, zij krijgen kinderen, zodat ook ik ooit geboren wordt, et cetera en op de akten van de burgerlijke stand zie je dan van hem:
1813 bruidegom is voermansknegt, van de bruid wordt alleen vermeld dat ze niet heeft leren lezen en schrijven,
1815 vader is arbeider, moeder is gewoon moeder,
1817 vader is fuselier infanterie, moeder heeft nog steeds geen beroep,
1820 vader is soldaat te Groningen en moeder is breister, zij woont in Leeuwarden.

Vervolgens zwijgt de burgerlijke stand over Berend.
(Grietje hertrouwt met een andere ex-militair: Wijnand de Klerk en woont met hem een tijdlang in de kolonie Veenhuizen. Met andere veteranen bewaarde die daar zo’n beetje de orde. Een armoedig bestaan, juist over dit echtpaar en over hun conflict met het koloniebestuur kan je lezen bij Schackmann, even zoeken op “de Klerk”.)

Berend blijkt uiteindelijk op 29 maart 1825 te zijn overleden als soldaat aan boord van het schip Catharina ergens voor de kust van West-Sumatra. De rol waarop dit staat vermeldt nog meer voorgeschiedenis.
Hij is in 1815 ingelijfd bij de nationale militie en tekent eerst voor vijf jaren.
Met spijt blijkbaar, want in 1818 komt hij voor de krijgsraad wegens desertie en keert terug bij de infanterie.
In 1822 is hij weer opnieuw soldaat, misschien bij de marine.
In 1823 tekent hij nog eens bij, nu voor zes jaren. Ik denk dat hij niet anders kon.
Hij vertrekt waarschijnlijk vanuit Vlissingen met het schip de Delphine naar de Oost.
Ergens in Indië zal hij zijn overgestapt op de Catharina, waar hij uiteindelijk bezwijkt aan ziekte, gebrek of iets anders, want er kan je van alles overkomen op een schip bij Indië in 1825. Het was daar bijvoorbeeld nog steeds oorlog met de Engelsen, maar er staat op de rol ‘overleden’ en niet ‘gesneuveld’. Dat laatste zou ook wel duurder kunnen zijn voor de staat.

Helaas vertellen de akten niet veel over de reis van Berend helemaal om de kaap naar Indië, hoe lang hij daar was, hoe hij stierf, hoe het schip toen deinde op de golven, de geluiden daarvan, die van het kraken van het houten schip en die van wind door de zeilen, dus schrijf ik daar maar niks over.

(Die Jan Hendriks de Bruin uit Holwerd van ‘onze’ achternaam stierf trouwens al in 1813, als dakloze weduwnaar in Sint-Annaparochie na een zwervend bestaan, vergeten door zijn rijke schoonvader en de rest van de familie. )

Natuurlijk gaan al die voorouders tenslotte dood, maar soms lijkt het een vreemd toeval dat ik er ondanks alles gewoon ben. Daar moest ik me maar niet te veel over verbazen. Ik ben er toch?