Eindtijd
De wesp drinkt wat water. Verbaasd. Het water is koel; hoe kan het zo koel zijn?
Ondertussen tuimelt een bij in slordige spiralen honingdronken uit de trompetklimmer op een krant en kotst hier wat druppeltjes nectar. Overdosis. Met schokjes, hortend komt ze dichter bij haar dood. Onverdraaglijk langzaam.
Het kan de wesp niets schelen. De wesp denkt.
Denk maar niet dat de wesp niet denkt, want een wesp denkt en doet dat snel. Er is niet veel tijd.
De wesp denkt alvast aan het einde der tijden en herinnert zich terloops het gedicht van Ronda Bubijec.
EINDTIJD
samengevat is toekomst simpel
er zullen kakkerlakken zijn
er zullen microben zijn
en het intergalatisch
robotvirus sapiens
Dit denkt de wesp.
‘Maar vergeet het onuitroeibare zevenblad niet.’
Een zachte stem spreekt uit de botjes van Dirk Steenstra, de vader van de moeder van mijn moeder; bij leven tuinbaas van het Sint Anthoongasthuis.
Hij had in zijn tuin elk seizoen dit kruid bestreden. Hij had verloren en lag nu al tachtig jaar in zijn graf, terwijl het zevenblad alle tijd overleeft. Dit geeft Dirk enig recht van spreken.
Hij sprak ooit in korte zinnen met weinig woorden aangevuld met ouderwetse krachttermen. Een harde, scherpe stem, een onbuigzame, ernstige man. Norser dan op de foto.
Het verbaast me dat zijn stem nu zo zacht en vriendelijk kan zijn.
De wesp heeft alweer bedacht dat de dood alles zachter maakt en omdat hij moe is van alle denken vliegt hij op. Eerst recht omhoog en na een korte boog uit zicht. Ik denk aan een klein helicoptertje en geloof hem niet, niet helemaal. Hoeft ook niet.
Ook denk ik, dat de wesp maar wat kletserig zit te denken, misschien is hij hypomaan. Dat denk ik dan weer.